Debat nodig over abortus, maar niet alleen over de 24-grens

03 oktober 2013

Abortus wordt nooit gewoon. Dat bleek deze week weer toen een onderzoek naar buiten kwam rond de praktijk van late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen. Publieke opmerkingen over abortus worden in onze maatschappij direct in verband gebracht met christenen die pro-life zijn en dus tegen abortus. En niet geheel ten onrechte, want in de praktijk zijn het veelal christelijke partijen en organisaties die zich uitspreken over abortus. En toch is dat jammer. Want waarom zouden alleen christenen hun stem verheffen tegen abortus? Het is opvallend dat de laatste tijd ook niet-gelovigen vraagtekens plaatsen bij de abortuspraktijk zoals die bedoeld en gegroeid is. Toch komt het niet tot een inhoudelijke discussie.

Abortuscijfers
Misschien helpt het als we simpelweg eens kijken naar de feiten. In 2011 werden ruim 31.000 zwangerschappen afgebroken, dat is 1 op de 7 zwangerschappen. Tweederde van de vrouwen die aborteert is al moeder of zorgt al voor kinderen. Eenderde van de vrouwen heeft al eerder een abortus ondergaan. In het rapport ‘Seksuele Gezondheid’ (2009) van de Rutgers Nisso Groep zegt bijna 1 op de 5 vrouwen na een abortus blijvende emotionele problemen te houden. 16% van de vrouwen is achteraf niet tevreden over de beslissing.

Relatie uitkomsten onderzoek en 20 weken echo
Het onderzoeksrapport evalueert niet de totale abortuspraktijk, maar een heel specifiek deel, namelijk zwangerschapsafbrekingen ná 24 weken. Uit het onderzoek blijkt dat er veel minder meldingen van late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen zijn, dan vooraf werd voorzien. Een belangrijke verklaring is de komst van de 20 weken echo, concludeert de onderzoeksgroep. Het is goed de doelstelling van de 20 weken echo weer even onder het stof vandaan te halen. De echo wordt lang niet alleen als een onderzoeksinstrument voor neuralebuisdefecten (open rug, open schedel) gebruikt, zoals door de Gezondheidsraad wordt aanbevolen. Het is een zoektocht naar zo’n 25 mogelijke afwijkingen geworden. Drie motieven spelen een rol:  de voorbereiding op mogelijke afwijkingen, de behandelmogelijkheid in de baarmoeder bij afwijkingen en de mogelijkheid tot zwangerschapsafbreking tot 24 weken.

Afbreking na prenataal onderzoek
In 2011 werden 970 zwangerschappen afgebroken als gevolg van prenataal onderzoek (breder dan alleen de 20 weken echo). 480 kinderen met ernstige aandoeningen kwamen ter wereld omstreeks de 22e en 23e zwangerschapsweek. De bevalling wordt opgewekt, verloopt op een natuurlijke manier en deze kinderen ademen soms nog enkele uren voordat zij sterven. Het gaat hier beslist niet alleen om niet-levensvatbare kinderen.

Twee aanbevelingen
Het onderzoek liep uit op twee aanbevelingen. Opmerkelijk is dat slechts 1 van de 2 aanbevelingen de media haalde: laat de abortusgrens van 24 weken los. De 2e aanbeveling over het aanpassen van de Regeling levensbeëindiging bij pasgeborenen kreeg geen aandacht.  Daarin wordt geadviseerd de definitie van levensbeëindiging te verhelderen en duidelijk te maken wat wel en niet onder levensvatbaarheid wordt verstaan. Dit voorjaar presenteerde artsenorganisatie KNMG de nieuwe richtlijn voor levensbeëindiging bij pasgeborenen. Hierin staat onder meer dat het leven van een stervende baby eerder beëindigd kan worden als de situatie voor ouders te zwaar wordt, bijvoorbeeld als ze moeten zien dat hun kind ademnood krijgt. Dit criterium stuitte onder andere bij forensisch artsen (nauw betrokken bij het overlijden van minderjarigen) op grote bezwaren. Ook wordt onder artsen verschillend gedacht over de ‘ondraaglijkheid van lijden’ en of dit actueel of toekomstig lijden betreft.

Bij het afbreken van een zwangerschap na prenataal onderzoek beëindig  je het leven van een kind in de baarmoeder waarbij er nooit absolute zekerheid is over diagnose en prognose. Met enige regelmaat horen we verhalen van kinderen die gezond worden geboren terwijl prenataal onderzoek (soms zeer ernstige) afwijkingen gesignaleerd had.  Een discussie over de abortusgrens is heel fundamenteel.  Bij 24 weken ligt ook de behandelgrens voor extreem vroeggeboren kinderen. In 2009 pleitte professor Goudoever, neonatoloog aan het Erasmus MC,  voor het terugbrengen van de abortusgrens van 24 naar 20 weken.

Debat
We doen het debat tekort als we enkel de abortusgrens ter discussie stellen. Abortus is uitgegroeid tot een praktijk die nooit werd beoogd. Iedere abortus is een medische ingreep met bijbehorende risico’s. Zien vrouwen overtijdbehandeling als een vorm van anticonceptie?  Zijn er echt ruim 31.000 onoplosbare noodsituaties? Hoe groot zijn de psychosociale gevolgen voor de vrouw en de samenleving? Wat weten we eigenlijk over de zorgvuldigheid in abortusklinieken?  Hoe drukken de kosten van een abortus op het totale gezondheidszorgbudget? Wat is het effect van prenataal onderzoek? Wat was het doel van de 20 weken echo, werkt dat in de praktijk of zien we ongewenste effecten?  Deze vragen hebben meer urgentie dan de aanbevelingen van de onderzoeksgroep.

Dit artikel verscheen op 2 oktober in het Reformatorisch Dagblad.